Artikel 112
1.
Aan de rechterlijke macht is opgedragen de
berechting van geschillen over burgerlijke rechten en over schuldvorderingen.
2.
De wet kan de berechting van geschillen die niet
uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan, opdragen hetzij aan de
rechterlijke macht, hetzij aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht
behoren. De wet regelt de wijze van behandeling en de gevolgen van de
beslissingen.
Artikel 113
1.
Aan de rechterlijke macht is voorts opgedragen de
berechting van strafbare feiten.
2.
Tuchtrechtspraak door de overheid ingesteld wordt
bij de wet geregeld.
3.
Een straf van vrijheidsontneming kan uitsluitend
door de rechterlijke macht worden opgelegd.
4.
Voor berechting buiten Nederland en voor het
oorlogsstrafrecht kan de wet afwijkende regels stellen.
Artikel 114
De doodstraf kan niet worden opgelegd.
Artikel 115
Ten aanzien van de in artikel 112, tweede lid, bedoelde geschillen kan
administratief beroep worden opengesteld.
Artikel 116
1.
De wet wijst de gerechten aan die behoren tot de
rechterlijke macht.
2.
De wet regelt de inrichting, samenstelling en
bevoegdheid van de rechterlijke macht.
3.
De wet kan bepalen, dat aan rechtspraak door de
rechterlijke macht mede wordt deelgenomen door personen die niet daartoe
behoren.
4.
De wet regelt het toezicht door leden van de
rechterlijke macht met rechtspraak belast uit te oefenen op de ambtsvervulling
door zodanige leden en door de personen bedoeld in het vorige lid.
Artikel 117
1.
De leden van de rechterlijke macht met
rechtspraak belast en de procureur‑generaal bij de Hoge Raad worden bij
koninklijk besluit voor het leven benoemd.
2.
Op eigen verzoek en wegens het bereiken van een
bij de wet te bepalen leeftijd worden zij ontslagen.
3.
In de gevallen bij de wet bepaald kunnen zij door
een bij de wet aangewezen, tot de rechterlijke macht behorend gerecht worden
geschorst of ontslagen.
4.
De wet regelt overigens hun rechtspositie.
Artikel 118
1.
De leden van de Hoge Raad der Nederlanden worden
benoemd uit een voordracht van drie personen, opgemaakt door de Tweede Kamer der
Staten‑Generaal.
2.
De Hoge Raad is in de gevallen en binnen de
grenzen bij de wet bepaald, belast met de cassatie van rechterlijke uitspraken
wegens schending van het recht.
3.
Bij de wet kunnen aan de Hoge Raad ook andere
taken worden opgedragen.
Artikel 119
De leden van de Staten‑Generaal, de ministers en de staatssecretarissen staan
wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, ook na hun aftreden terecht
voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging wordt gegeven bij koninklijk
besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.
Artikel 120
De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en
verdragen.
Artikel 121
Met uitzondering van de gevallen bij de wet bepaald vinden de terecht zittingen
in het openbaar plaats en houden de vonnissen de gronden in waarop zij rusten.
De uitspraak geschiedt in het openbaar.
Artikel 122
1.
Gratie wordt verleend bij koninklijk besluit na
advies van een bij de wet aangewezen gerecht en met inachtneming van bij of
krachtens de wet te stellen voorschriften.
2.
Amnestie wordt bij of krachtens de wet verleend.