Hoofdstuk
1 |
Artikel 1 |
Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen
gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst,
levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op
welke grond dan ook, is niet toegestaan. |
Artikel 2 |
1. De wet regelt wie Nederlander is. |
2. De wet regelt de toelating en de uitzetting van
vreemdelingen. |
3. Uitlevering kan slechts geschieden krachtens verdrag. Verdere
voorschriften omtrent uitlevering worden bij de wet gegeven. |
4. Ieder heeft het recht het land te verlaten, behoudens in de
gevallen, bij de wet bepaald. |
Artikel 3 |
Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst
benoembaar. |
Artikel 4 |
Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen
vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van
deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde
beperkingen en uitzonderingen. |
Artikel 5 |
Ieder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd
gezag in te dienen. |
Artikel 6 |
1. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging,
individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden,
behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. |
2. De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten
gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van
de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding
of voorkoming van wanordelijkheden. |
Artikel 7 |
1. Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers
gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders
verantwoorde lijkheid volgens de wet. |
2. De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen
voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio‑ of
televisieuitzending. |
3. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan
in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand
voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens
ieders verantwoorde lijkheid volgens de wet. De wet kan het
geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan
zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden. |
4. De voorgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van
handelsreclame. |
Artikel 8 |
Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht
worden beperkt in het belang van de openbare orde. |
Artikel 9 |
1. Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens
ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. |
2. De wet kan regels stellen ter bescherming van de gezondheid,
in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming
van wanordelijkheden. |
Artikel 10 |
1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen
beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke
levenssfeer. |
2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke
levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van
persoonsgegevens. |
3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op
kennisne ming van over hen vastgelegde gegevens en van het
gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van
zodanige gegevens. |
Artikel 11 |
Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen
beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam. |
Artikel 12 |
1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de
bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de
wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn
aangewezen. |
2. Voor
het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande
legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden
vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen. |
3. Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk
verslag van het binnentreden verstrekt.
Indien het binnentreden in het belang van de nationale
veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden,
kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het
verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen
kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang
van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend
verzet. |
Artikel 13 |
1. Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij
de wet bepaald, op last van de rechter. |
2. Het telefoon‑ en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in
de gevallen bij de wet bepaald, door of met machtiging van hen
die daartoe bij de wet zijn aangewezen. |
Artikel 14 |
1. Onteigening kan alleen geschieden in het algemeen belang en
tegen vooraf verzekerde schadeloos‑stelling, een en ander naar
bij of krachtens de wet te stellen voorschriften. |
2. De schadeloosstelling behoeft niet vooraf verzekerd te zijn,
wanneer in geval van nood onverwijld onteigening geboden is. |
3. In de gevallen bij of krachtens de wet bepaald bestaat recht
op schadeloosstelling of tegemoetkoming in de schade, indien in
het algemeen belang eigendom door het bevoegd gezag wordt
vernietigd of onbruikbaar gemaakt of de uitoefening van het
eigendomsrecht wordt beperkt. |
Artikel 15 |
1.
Buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald mag niemand
zijn vrijheid worden ontnomen. |
2. Hij aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is
ontnomen, kan aan de rechter zijn invrijheidstelling verzoeken.
Hij wordt in dat geval door de rechter gehoord binnen een bij de
wet te bepalen termijn. De rechter gelast de onmiddellijke
invrijheidstelling, indien hij de vrijheidsontneming
onrechtmatig oordeelt. |
3. De berechting van hem aan wie met het oog daarop zijn
vrijheid is ontnomen, vindt binnen een redelijke termijn plaats. |
4. Hij aan wie rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, kan worden
beperkt in de uitoefening van grondrechten voor zover deze zich
niet met de vrijheidsontneming verdraagt. |
Artikel 16 |
Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan
voorafgegane wettelijke strafbepaling. |
Artikel 17 |
Niemand
kan tegen zijn wil worden afgehouden van de rechter die de wet
hem toekent. |
Artikel
18 |
1. Ieder kan zich in rechte en in administratief beroep doen
bijstaan. |
2. De
wet stelt regels omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan
minder draagkrachtigen. |
Artikel 19 |
1. Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van
zorg der overheid. |
2. De wet stelt regels omtrent de rechtspositie van hen die
arbeid verrichten en omtrent hun bescherming daarbij, alsmede
omtrent medezeggenschap. |
3. Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid
wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet
gesteld. |
Artikel
20 |
1. De bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart
zijn voorwerp van zorg der overheid. |
2. De wet stelt regels omtrent de aanspraken op sociale
zekerheid. |
3. Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen
voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van
overheidswege. |
Artikel
21 |
De zorg
van de overheid is gericht op de bewoonbaarheid van het land en
de bescherming en verbetering van het leefmilieu. |
Artikel
22 |
1. De overheid treft maatregelen ter bevordering van de
volksgezondheid. |
2. Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van
zorg der overheid. |
3. Zij schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele
ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding. |
Artikel 23 |
1. Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der
regering. |
1. Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht van
de overheid en, voor wat bij de wet aangewezen vormen van
onderwijs betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid en de
zedelijkheid van hen die onderwijs geven, een en ander bij de
wet te regelen. |
2. Het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders
godsdienst of levensovertuiging, bij de wet geregeld. |
3. In elke gemeente en in elk van de openbare lichamen, bedoeld
in artikel 132a, wordt van overheidswege voldoend openbaar
algemeen vormend lager onderwijs gegeven in een genoegzaam
aantal openbare scholen. Volgens bij de wet te stellen regels
kan afwijking van deze bepaling worden toegelaten, mits tot het
ontvangen van zodanig onderwijs gelegenheid wordt gegeven, al
dan niet in een openbare school. |
4. De eisen van deugdelijkheid, aan het geheel of ten dele uit
de openbare kas te bekostigen onderwijs te stellen, worden bij
de wet geregeld, met inachtneming, voor zover het bijzonder
onderwijs betreft, van
de vrijheid van richting. |
5. Deze eisen worden voor het algemeen vormend lager onderwijs
zodanig geregeld, dat de deugdelijkheid van het geheel uit de
openbare kas bekostigd bijzonder onderwijs en van het openbaar
onderwijs even afdoende wordt gewaarborgd. Bij die regeling
wordt met name de vrijheid van het bijzonder onderwijs
betreffende de keuze der leermiddelen en de aanstelling der
onderwijzers geëerbiedigd. |
6. Het bijzonder algemeen vormend lager onderwijs, dat aan de
bij de wet te stellen voorwaarden voldoet, wordt naar dezelfde
maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas
bekostigd. De wet stelt de voorwaarden vast, waarop voor het
bijzonder algemeen vormend middel baar en voorbereidend hoger
onderwijs bijdragen uit de openbare kas worden verleend. |
7. De
regering doet jaarlijks van de staat van het onderwijs verslag
aan de Staten‑Generaal. |
|