Bijlage: financiën
Dankzij prudent begrotingsbeleid beschikt het kabinet over voldoende
financiële buffers om de coronacrisis in financieel opzicht goed te doorstaan.
De grote opgaven waar we de komende jaren voor staan, gaan in financieel opzicht
wederom veel vragen. Een daadkrachtige aanpak mag echter niet ten koste gaan van
een solide begroting op langere termijn. Met het oog daarop hanteert dit kabinet
een trendmatig begrotingsbeleid met daarbij duidelijke spelregels.
• We kiezen voor
een evenwicht tussen een kabinet dat de grote maatschappelijke problemen oplost
en voldoende budgettaire prudentie. Daarbij koersen we op een begrotingstekort
dat zo snel als mogelijk teruggaat naar een dalend pad. We accepteren een
tijdelijk hogere schuld om daarmee maatschappelijke opgaven op te lossen en we
streven vervolgens naar een dalende schuld. Rekening houdend met externe
omstandigheden hoort daar een onderliggend EMU-saldo van -1¾% bbp bij.
• Dit betekent
een structurele budgettaire ruimte van ca. € 13 miljard en voor de komende 10-15
jaar een grotere incidentele ruimte. Met die incidentele ruimte kunnen de grote
maatschappelijke opgaven zoals klimaat, stikstof en achterstallig onderhoud
opgelost worden. Dit vanuit de gedachte dat als die problemen nu niet worden
opgelost, de kosten op lange termijn verder zullen stijgen. Ten behoeve van
klimaat en stikstof worden er fondsen gevormd ter hoogte van € 60 mld. Deze
fondsen vragen om een robuust mechanisme en governance van besluitvorming cf.
bijvoorbeeld het MIRT en Deltafonds. De governance wordt gestoeld op een aantal
doelen en principes: het bieden van planningszekerheid voor de langere termijn,
doorzettingsmacht voor verantwoordelijke bewindspersonen, controle op
doelmatigheid en doeltreffendheid door de minister van Financiën en stevige
parlementaire controle.
• In de
budgettaire bijlage zijn de effecten van dit coalitieakkoord op de
overheidsfinanciën terug te vinden. Het gaat om stevige intensiveringen om de
maatschappelijke opgaven op te lossen. Met het oog op de lange termijn
financiële houdbaarheid van de overheidsfinanciën zijn de stijgende zorgkosten
een aandachtspunt. Er is daarom gekozen om gedurende de kabinetsperiode te
intensiveren in onder meer pandemische paraatheid. Op de lange termijn wordt de
groei van de zorgkosten geremd en draagt daarmee bij aan een gezonde begroting
op de lange termijn.
• De al geldende
begrotingsregels worden bestendigd. Dat betekent dat tegenvallers worden
opgevangen binnen het desbetreffende plafond, meevallers (onderuitputting) onder
de plafonds komen ten gunste van het saldo. De aanpassingen die de 16e
Studiegroep Begrotingsruimte heeft geadviseerd worden overgenomen. Het gaat
daarbij onder andere om het creëren van een investeringsplafond, het zoveel
mogelijk loslaten van koppelingen tussen inkomsten en uitgaven en het
communiceren over de jaar-op-jaar ontwikkeling van uitgaven en inkomsten.
• Er wordt
gekozen voor een meevallerformule. Als de raming van het feitelijk EMU-saldo
langjarig beter is dan een saldo van -1% bbp, dan wordt 50% van die ruimte
bestemd voor
lastenverlichting en 50% voor schuldaflossing.
Daarmee worden in eerste instantie de meevallers tussen het feitelijk saldo en
het beoogde saldo op lange termijn volledig gebruikt ten behoeve van de
staatsschuld. Besluitvorming vindt plaats bij het hoofdbesluitvormingsmoment in
het voorjaar. Daarbij wordt ook besloten over de gevolgen van uitgavenmutaties
in de zorg en de gevolgen daarbij voor de zorgpremies waarbij het automatisme
dat dalende zorgpremies leiden tot compenserende lastenstijging wordt
losgelaten. Dit vergt voortaan expliciete besluitvorming.
• Er is één
hoofdbesluitvormingsmoment in het voorjaar, waarop met de komst van dit kabinet
ook over de hoofdlijnen van de inkomsten besloten wordt. Het kabinet zal reële
vaste uitgavenplafonds hanteren. De totale overheidsinkomsten bewegen mee met de
economische conjunctuur, de beleidsmatige lastenontwikkeling wordt beheerst via
het inkomstenkader.
Hierdoor functioneert de overheidsbegroting als een
economische stabilisator.
• Hoger dan in
dit coalitieakkoord verwachte inflatie zal leiden tot hogere nominale uitgaven
dan verwacht, maar ook tot hogere nominale inkomsten dan verwacht. Daarmee vormt
een hogere inflatie geen directe bedreiging voor de gezondheid van de
overheidsfinanciën. Wanneer de hogere inflatie gepaard zou gaan met een hogere
reële rente, zal dit leiden tot tegenvallers. De gemiddelde looptijd op de
staatsschuld van ca. 8 jaar vormt hiertegen een bescherming in de tijd. Ten
slotte, hogere inflatie kan wanneer de lonen niet (volledig) mee stijgen, leiden
tot koopkrachtverlies. De coalitie zal dit elk jaar bij de
koopkrachtbesluitvorming op het hoofdbesluitvormingsmoment betrekken.