Bron:
Harry Janssen overgenomen van zijn FB pagina
Brief van minister Schouten omtrent de grotendeels
afschaffing van de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW). Mijn conclusie is dat ze
om de hete brij heen "draait". En de Tweede Kamer huilt "tranen met tuiten",
maar die hebben een "grote kluit boter op hun hoofd", omdat ze met deze
maatregel hebben ingestemd. Gevolg was dat de 10% verhoging van de AOW, zoals
beloofd, uitkwam op een verhoging van slechts ca. 7,5%.
De voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Kazernestraat 52
2514 CV Den Haag
2514CV52
Datum 31 januari 2023
Betreft Inkomensondersteuning AOW (IOAOW)
Op 20 december 2022 is door uw Kamer het wetsvoorstel intensivering kindgebonden
budget in verband met koopkrachtondersteuning, afschaffing inkomensondersteuning
AOW en aanpassing van het lage-inkomensvoordeel aanvaard (Kamerstukken II,
2022-2023, 36208). In verband hiermee werden door uw Kamer eveneens de door het
lid Van Rooijen ingediende moties aanvaard die de regering verzoeken om de
Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) weer in te voeren (Kamerstukken I, 2022-2023,
36200 AK en Kamerstukken I, 2022-2023, 36202 Q). Naar aanleiding van deze moties
en tijdens het interpellatiedebat op 20 december 2022 over de IOAOW heb ik uw
Kamer toegezegd dat ik de moties mee terug zou nemen naar het kabinet en dat ik
daarop een reactie zou geven. Met deze brief wil ik aan deze toezegging
invulling geven.
Allereerst wil ik benadrukken dat het kabinet de positie van de Eerste Kamer in
het democratisch bestel zeer van belang vindt. In onze parlementaire democratie
vormen de Eerste en de Tweede Kamer samen het parlement en zijn zij het hoogste
orgaan, als het gaat om wetgeving. Het kabinet neemt moties van beide Kamers
zeer serieus. Dit blijkt ook uit het kabinetsbesluit uit de afgelopen
voorjaarsbesluitvorming om de bijzondere verhoging van het wettelijk minimumloon
door te laten werken in de hoogte van de AOW-uitkering. Hiermee heeft het
kabinet gehoor gegeven aan moties uit beide Kamers op dit punt.
Ik begrijp de zorgen die bij uw Kamer leven over de koopkracht en
inkomensontwikkeling van kwetsbare groepen in onze samenleving. Deze zorg deel
ik. Het is ingegeven door dezelfde wens voor een evenwichtige inkomensverdeling
– waarbij kwetsbare groepen niet door het ijs zakken – dat het kabinet tijdens
de voorjaars- en augustusbesluitvorming heeft gekeken naar het inkomensbeeld in
2023, de mate waarin behoefte was aan bijstelling en de mogelijkheden om deze
maatregelen te dekken. Daarbij stond het streven voorop om voor de verschillende
groepen, jong en oud, hoge en lage inkomens, huidige en toekomstige generaties,
tot een evenwichtige balans te komen van kosten en baten. In mijn brief van 9
december 2022 ben ik hier nader op ingegaan (Kamerstukken II, 2022-2023, 36200
AQ).
De bijzondere stijging van het minimumloon dit jaar leidt tot een fors hogere
AOW-uitkering. Deze verhoging komt alle AOW-gerechtigden ten goede. Dit in
tegenstelling tot het aanvankelijke voornemen uit het coalitieakkoord voor een
intensivering van de ouderenkorting, die sommige AOW-gerechtigden met een laag
inkomen niet hadden kunnen verzilveren. Vervolgens hebben alle AOWgerechtigden
profijt van de 2-jaarlijkse indexatie, die voortaan over de hogere AOW-uitkering
plaatsvindt. Tegelijktijdig met de keuze om de bijzondere minimumloonsverhoging
door te laten werken in de AOW-uitkering, heeft het kabinet er voor gekozen de
IOAOW af te schaffen. Dat de AOW-uitkering nu aanzienlijk stijgt en de
doorwerking daarvan naar de indexaties, maakt het bestaan van de IOAOW naar de
opvatting van het kabinet overbodig. Ook kan met het afschaffen van de IOAOW een
deel van de stijgende AOW-lasten worden opgevangen. Het kabinet vindt dat deze
combinatie van maatregelen in het geheel wegende aanvaardbare gevolgen hebben.
AOW-gerechtigden hebben immers meer profijt van de stijgende AOW-uitkering dan
dat zij nadeel ondervinden door het vervallen van de IOAOW en gaan er dus per
saldo op vooruit, ook na 2023. Daarnaast hebben AOW-gerechtigden baat bij
diverse maatregelen uit de augustusbesluitvorming die specifieker zijn gericht
op het ondersteunen van kwetsbare groepen, zoals het prijsplafond voor energie.
AOW’ers met een laag inkomen maken in 2023 tevens aanspraak op onder meer een
hogere huurtoeslag en zorgtoeslag.
Dit alles resulteert erin dat de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden in
2023 gunstiger is dan gemiddeld. En ook gunstiger is dan van werkenden. De
scenariostudie van het CPB van 6 december bevestigt dit. In die zin heeft het
kabinet gehandeld in de geest van de moties die in deze Kamer zijn aangenomen.
Met de vormgeving van het koopkrachtpakket is aangesloten bij de breed gedragen
wens in beide Kamers om bij het koopkrachtbeeld aandacht te hebben voor ouderen.
In de afweging is eveneens relevant dat het uitvoeren van de motie Van
Rooijen c.s. forse gevolgen zou hebben voor de balans in het pakket en zou
leiden tot een substantieel structureel gat in de begroting oplopend tot 1,1
miljard euro in 2027. De moties bevatten geen dekkingsvoorstellen die gedragen
worden door een meerderheid van beide Kamers der Staten-Generaal. Zonder nadere
dekking, zou dit leiden tot een toename van het begrotingstekort en uiteindelijk
tot een intergenerationele herverdeling van jong naar oud. Gezien de verwachting
dat de koopkracht van ouderen zich in 2023 gemiddeld genomen gunstiger zal
ontwikkelen dan die van jongere generaties, zou dit naar het oordeel van het
kabinet lastig te rechtvaardigen zijn.
Ik hoop dat ik uw Kamer met deze brief, en mijn brief van 9 december 2022,
heb kunnen overtuigen hoezeer de moties van uw Kamer mij ter harte gaan en dat
het kabinet bij de uitwerking van het koopkrachtbeeld in de
augustusbesluitvorming in de geest van de moties van uw Kamer gehandeld heeft.
De Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen,
C.J. Schouten