Follow the Money vragen AR rapport betalingsregelingen

 Vraag 1
 De Rekenkamer constateert het volgende: 'Of de afspraken staan de bescherming van het bestaansminimum zelfs in de weg: zo gebruikt de Belastingdienst zijn preferente schuldeiserspositie als rechtvaardiging om andere schulden van een burger te negeren.' De Rekenkamer zegt tegen mij tot deze conclusie te komen op basis van individuele dossiers en gesprekken met zowel uitvoerende als leidinggevende medewerkers. Uit de dossiers blijkt dat de BD weet dat er andere schulden zijn maar daarmee geen rekening houdt bij het vaststellen van de betalingscapaciteit. Kortom: de BD drukt burgers welbewust onder het bestaansminimum onder het mom van preferentie. Waarom is preferentie voor de staatssecretaris reden om schuldenaren onder het bestaansminimum te drukken?

 Antwoord
 
- De resultaten van het onderzoek van de AR worden meegenomen in het onderzoek naar de herijking van de invorderingsstrategie(1) , waar de Belastingdienst momenteel mee bezig is. Deze herijking vindt plaats naar aanleiding van het rapport “Ongekend Onrecht”.(2) Op 23 december is hierover een Kamerbrief gestuurd.(3) De verbeterpunten die de AR benoemt, zullen (verder) worden opgepakt. De Kamer wordt periodiek over de voortgang geïnformeerd.
 - De Belastingdienst deelt de mening van de AR dat het bestaansminimum van burgers met schulden gewaarborgd dient te worden. Wel willen we u erop wijzen dat het borgen van het bestaansminimum een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van schuldeisers, waaronder verschillende overheidsinstanties. Dit heeft staatssecretaris Van Rij ook zo uitgesproken bij het interview bij Buitenhof van 26 maart jl.
- Complicerend daarbij is dat de Belastingdienst, net als andere schuldeisers, niet a ltijd zicht heeft op de totale schuldpositie van burgers; zeker niet waar het gaat om private schuldeisers. Samen met alle uitvoeringsorganisaties en SZW wordt volop ingezet op een verbetering van het zicht op de totale schuldpositie van de burger.
- Het rapport van de AR noemt in Hoofdstuk 7 zelf ook dat de uitvoeringsorganisaties geen zicht hebben op schulden bij andere overheidsinstanties. Het is daardoor niet altijd mogelijk om met andere schulden rekening te houden in het bestaansminimum.
- Daarnaast is de Belastingdienst gehouden aan wet- en regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van privacy. Dit betekent dat schuldeisers ten aanzien van schulden bij derden afhankelijk zijn van wat de schuldenaar daarover bekend maakt. Als de burger niet aangeeft welke andere schulden hij heeft, kan de Belastingdienst hier ook geen rekening mee houden in zijn preferente positie.

Vraag 2 (en aanvullingen)
De Rekenkamer toont zich verbaasd dat er in de reactie op het rapport geen duidelijk antwoord is gekomen ten aanzien van de bescherming van het bestaansminimum. Waarom heeft de staatssecretaris geen oplossing van de geconstateerde problemen in het vooruitzicht gesteld?

Antwoord
- De Belastingdienst werkt aan een herijking van de invorderingsstrategie, de resultaten van het onderzoek van de AR worden hierin meegenomen.
- De AR wijst op het borgen van het bestaansminimum van burgers. De Belastingdienst zal het bestaansminimum nog sterker tot uitdrukking laten komen in instructies en vaktechnische ondersteuning en op de website.
- Met het aanpassen van de invorderingsstrategie van de Belastingdienst zijn de problemen van mensen met schulden niet direct verholpen. Deze burgers hebben in veel gevallen ook andere schulden bij andere overheidsinstanties en/of private schuldeisers.
- Het borgen van het bestaansminimum is daarom een gezamenlijke verantwoordelijkheid van schuldeisers, waaronder de verschillende overheidsinstanties.

(1) De Invorderingsstrategie Belastingdienst, bevat kaders voor het invorderingsbeleid en het invorderingsproces van de Belastingdienst.
(2) Kamerstukken II, 2020-2021, 35510, nr. 4.
(3) Bijlage bij Kamerstukken II, 2022-2023, 31066, nr. 1161.

- Samen met alle uitvoeringsorganisaties en SZW wordt daarom bijvoorbeeld ingezet op een verbetering van het zicht op de totale schuldpositie van de burger.
 - De Belastingdienst houdt al rekening met de beslagvrije voet en het beslagvrije bedrag (bij dwanginvordering).

Vraag aanvulling 1 en 2: Ik zie dat de uitgaven die meetellen voor de betalingscapaciteit limitatief zijn opgesomd in artikel 15, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Ik hoop dat u in staat bent om in de beantwoording niet alleen te verwijzen naar deze juridische realiteit. Ik lees ook de Leidraad: 25.5.8. Berekening betalingscapaciteit – aflossingsverplichtingen aan derden
 'In het algemeen blijven bij de berekening van de betalingscapaciteit de aflossingsverplichtingen aan derden buiten beschouwing als de schuld aan de Belastingdienst een hogere preferentie heeft. De ontvanger kan een uitzondering maken voor aflossingen op schulden waarvan het niet-betalen tot ongewenste effecten kan leiden. Wat zijn ongewenste effecten? Kun je daar voorbeelden van geven?


- Bij de behandeling van een verzoek om een betalingsregeling particulieren wordt bij de berekening van de betalingscapaciteit aan de hand van de door de schuldenaar verstrekte gegevens rekening gehouden met uitgaven (zoals door u al opgemerkt zijn deze opgesomd in artikel 15, eerste lid, Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990). Naast de genoemde uitgaven waar rekening mee wordt gehouden bij de berekening van de betalingscapaciteit, heeft de Belastingdienst op basis van het beleid ook nog ruimte om met bepaalde uitgaven/verplichtingen rekening te houden.
- De Belastingdienst kan zo een meer persoonsgerichte benadering hanteren bij een aanvraag van een verzoek om een betalingsregeling. Zo kan er onder andere rekening gehouden worden met de werkelijke uitgaven die betrekking hebben op de huur - en hypotheekverplichtingen voor de woning waarin iemand daadwerkelijk woont. Daarnaast kan de Belastingdienst een uitzondering maken voor aflossingen op schulden en rekening houden met bijzondere uitgaven die samenhangen met de maatschappelijke positie van de belanghebbende en/of aflossingsverplichtingen aan derden, waarvan het niet-betalen tot ongewenste effecten kan leiden.
- De Belastingdienst kan bij dat laatste bijvoorbeeld rekening houden met een aflossing aan een schuld die een schuldenaar heeft bij de energieleverancier. Dat geldt overigens alleen voor achterstallige betalingen en niet voor de maandelijkse energierekening. Met een eventuele huurachterstand kan de Belastingdienst ook rekening houden, omdat dit tot een ongewenst effect kan leiden, namelijk het uithuisplaatsen van de schuldenaar. Het gaat hier nogmaals dus over omstandigheden die een schuldenaar kenbaar moet maken bij de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft zelf geen toegang tot deze gegevens.
- Daarnaast wordt op de website van de Belastingdienst gewezen op een aantal bijzondere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de betalingsregeling.

Vraag 3
Gaat de staatssecretaris het huidige beleid omtrent betalingsregelingen waarbij geen rekening wordt gehouden met andere schulden, handhaven? Zo ja, waarom? Zo nee, welke veranderingen kunnen we verwachten en op welke termijn?

Antwoord
- De Belastingdienst werkt aan een herijking van de invorderingsstrategie. De resultaten van het onderzoek van de AR zullen in deze herijking worden meegenomen.
- Het vergroten van de toegankelijkheid van betalingsregelingen op maat en meer ruimte bieden voor maatwerk in het algemeen zijn belangrijke aandachtspunten voor de Belastingdienst. In de uitwerking van maatregelen die voortvloeien uit de invorderingsstrategie Belastingdiens t wordt de betalingsregeling bezien en is er aandacht voor maatwerk.
- In deze situaties is het ook van belang dat aan burgers handelingsperspec tief wordt geboden bij de communicatie. Handelingsperspectief kan ook zijn dat een burger wordt gewezen op de mogelijkheid van schuldhulpverlening.
- Een voorbeeld van maatwerk betreft de Invorderingsstrategie Belastingdienst4 , die op 23 december 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Hierin is één van de uitgangspunten een persoonsgerichte benadering van mensen met schulden. Om indien nodig meer maatwerk te kunnen bieden en daarmee te voorkomen dat mensen met problematische schulden tussen wal en schip vallen, heeft de Belastingdienst verschillende acties in gang gezet. Het gaat onder andere om de inzet van het Stella-team5 en het vorig jaar gestarte project begrijpelijke brieven.

 Vraag 4
Waarom moeten burgers in sommige gevallen procederen om in aanmerking te komen voor een betalingsregeling op maat, terwijl anderen het in eerder stadium wel krijgen aangeboden omdat iemand ze op weg helpt? Waarom hangt het krijgen van een betalingsregeling op maat af van toeval, het treffen van de juiste persoon die wil helpen? Wat doet de BD om willekeur op dit punt te voorkomen?

Antwoord
- Bij de herijking van de invorderingsstrategie worden onder meer de voorwaarden waaronder een betalingsregeling kan worden afgesproken tegen het licht gehouden. De Tweede Kamer wordt periodiek hierover geïnformeerd. Het is niet mogelijk om vooruit te lopen op de uitkomsten hiervan.
 - Bij het treffen van een betalingsregeling kan altijd (afhankelijk van de individuele situatie) maatwerk worden geboden.
- Een betalingsregeling voor een belastingschuld duurt maximaal 12 maanden. Binnen deze betalingsregeling is ook maatwerk mogelijk.
- Voor een betalingsregeling langer dan 12 maanden (6) is het uitgangspunt in het beleid dat er sprake moet zijn van bijzondere omstandigheden.
- Van deze bijzondere omstandigheden kan de Belastingdienst echter alleen kennis nemen als de schuldenaar die omstandigheden meldt.
- Dat kan bijvoorbeeld door er in het formulier “Verzoek betalingsregeling voor particulieren” iets over op te nemen of als er telefonisch contact is.
 - Dat er in sommige gevallen in een procedure (administratief beroep) een langere regeling wordt geboden, is omdat de belastingschuldige pas in dat stadium zijn bijzondere omstandigheden kenbaar maakt.
- Op de website van de Belastingdienst wordt gewezen naar de mogelijkheid van een langere regeling dan 12 maanden in geval van bijzondere omstandigheden, met daarbij voorbeelden van bijzondere omstandigheden.
 - Dit betekent echter niet dat in alle beschreven gevallen sprake is van bijzondere omstandigheden. Het gaat altijd om de specifieke, individuele situatie waarin de burger verkeert.

Vraag 5
In het rapport van de AR staat het volgende: "Zo kan de Belastingdienst bij het berekenen van het maandelijkse aflosbedrag erachter komen dat er geen geld overblijft om de schuld af te lossen. De Belastingdienst besluit dan niet meer actief in te vorderen of geen boetes uit te delen voor het niet betalen van de schuld. Maar de schuld wordt ook niet kwijtgescholden. De Belastingdienst blijft op de achtergrond monitoren of er misschien weer extra geld binnenkomt bij de burger. Als dit het geval is, kan de Belastingdienst de burger opnieuw benaderen om alsnog een betalingsregeling te treffen. De burger krijgt niet te horen dat de Belastingdienst zijn of haar schuld in feite even op pauze zet. We vinden dat de Belastingdienst hier transparanter over kan zijn, zodat iemand weet dat hij of zij zich voorlopig even niet druk hoeft te maken over de schuld bij de Belastingdienst." Waarom communiceert de BD niet aan een burger dat de invordering is stopgezet?

(4 )Bijlage bij Kamerstukken II, 2022-2023, 31066, nr. 1161.
(5)Opgesteld om mensen in complexe en urgente schuldsituaties te helpen.
(6) De Belastingdienst kent het onderscheid dat de AR maakt tussen een standaard- en een maatwerkbetalingsregeling niet. Voor belastingschulden is er een betalingsregeling tot maximaal 12 maanden en als een langere regeling nodig is, moet daarvoor sprake zijn van bijzondere omstandigheden.

Antwoord
- De mogelijkheden om hierover transparanter te zijn, worden meegenomen in het onderzoek naar betalingsregelingen in het kader van de invorderingsstrategie. Het is niet mogelijk om vooruit te lopen op de resultaten van het onderzoek.
- Het kan inderdaad zo zijn dat de Belastingdienst bij het beoordelen van een verzoek om een betalingsregeling erachter komt dat een burger over onvoldoende betalingscapaciteit beschikt om binnen twaalf maanden zijn schuld te betalen. In dat geval neemt de Belastingdienst dat verzoek om een betalingsregeling ambtshalve in behandeling als een verzoek om kwijtschelding.
- Als er geen aanleiding is om de schuld kwijt te schelden, bijvoorbeeld omdat er sprake is van kwade trouw, ontvangt de burger een beschikking dat het verzoek om kwijtschelding is afgewezen en dat hij zijn schuld moet betalen om verdere invorderingsmaatregelen te voorkomen. Tegen deze beschikking kan hij in beroep komen bij de directeur van de Belastingdienst.
- Daarnaast heeft de Belastingdienst nog discretionaire bevoegdheid om geen verdere invorderingsmaatregelen te nemen (al dan niet onder voorwaarden). In de afwijzende beschikking van de kwijtschelding geeft de Belastingdienst aan in hoeverre er geen invorderingsmaatregelen worden genomen en welke voorwaarden hiervoor gelden.
- Als de Belastingdienst besluit tot het niet meer nemen van invorderingsmaatregelen zonder dat hij daaraan voorwaarden verbindt, heeft de beslissing voor de belastingschuldige materieel dezelfde gevolgen als een kwijtschelding.
- Als er geen aanleiding is om kwijtschelding te verlenen en af te zien van het verder nemen van invorderingsmaatregelen, dan wordt de openstaande schuld nog een aantal jaren gevolgd in de administratie van de Belastingdienst. Het kan immers zo zijn dat zich later omstandigheden voordoen waardoor de burger wel in staat is om de schuld te betalen. De burger krijgt daar geen bericht van. Er staat immers nog een schuld open die rechtstreeks voortvloeit uit de wet en die schuld moet in beginsel betaald worden. Na verloop van tijd verdwijnt de vordering uit de administratie van de Belastingdienst. De vordering is dan oninbaar. Daar krijgt de burger geen bericht van. Dat is overigens ook bij andere schuldeisers het geval.

 Vraag 6
 'De Belastingdienst maakt bij de aanvraag van een betalingsregeling gebruik van het stoplichtmodel, dat werkt op basis van een algoritme. Dat algoritme combineert diverse gegevens die de Belastingdienst heeft over het inkomen en het betaalgedrag van de burger en maakt vervolgens een inschatting of iemand genoeg geld heeft om de schuld af te betalen. Wanneer het algoritme inschat dat er te weinig geld is om de schuld met een standaardregeling (maximaal 12 maanden) af te betalen, wijst de Belastingdienst de aanvraag voor een standaard regeling af. De Belastingdienst kijkt daarna alleen of kwijtschelding mogelijk is. Als dit niet mogelijk is, wordt hen ook geen maatwerk aangeboden.' Waarom bestaat deze werkwijze? Is de staatssecretaris van plan deze werkwijze aan te passen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
- Het algoritme wordt gebruikt om te bepalen of een verzoek inhoudelijk beoordeeld moet worden. Beslissingen zoals het toe- of afwijzen van een verzoek, worden niet door een algoritme genomen. Dit gebeurt altijd pas na een inhoudelijke beoordeling door een medewerker van de Belastingdienst.
- Als er te weinig geld is om de schuld met in maximaal 12 maanden te voldoen, dan behandelt de Belastingdienst zo’n verzoek ambtshalve als een verzoek om kwijtschelding.
 - Als kwijtschelding ook niet mogelijk is, beschikt Belastingdienst nog over de discretionaire bevoegdheid om (al dan niet onder voorwaarden) geen verdere invorderingsmaatregelen te nemen. Dit wordt vervolgens in een beschikking gemeld aan de burger.
- Als de Belastingdienst geen voorwaarden stelt, heeft deze beslissing materieel gezien dezelfde gevolgen als kwijtschelding. Wanneer en in welke situaties dit plaatsvindt, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval.
 - Betalingsregelingen maken deel uit van het onderzoek dat wordt gedaan in het kader van de invorderingsstrategie Belastingdienst. Ook dit aspect zal daarbij aan de orde komen. De Tweede Kamer wordt periodiek hierover geïnformeerd. Het is niet mogelijk om vooruit te lopen op de uitkomsten hiervan.

Vervolgvraag Follow the Money
 Ik heb nog een vraag over de Invorderingsstrategie. Een van de uitgangspunten is het 'waarborgen van het bestaansminimum'. ‘Bij het leveren van maatwerk wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de totale schuldpositie, de individuele financiële omstandigheden en relevante elementen bij de totstandkoming van de schuld.’ Dit is in strijd met art 15 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en art. 25.5.8 van de Leidraad Invordering. Deze regels waarborgen het bestaansminimum immers niet. Gaat Financiën nu pleiten voor aanpassing van de uitvoeringsregeling en de leidraad?”)

• In de invorderingsstrategie die op 23 december naar de Kamer is gestuurd is aangegeven welke uitgangspunten de Belastingdienst wil hanteren om rekening te houden met de omstandigheden van burgers en recht doen aan signalen en knelpunten die door de Belastingdienst en belangenorganisaties zijn aangedragen.
• De ambities van de invorderingsstrategie van 23 december worden momenteel uitgewerkt in concrete maatregelen.
• Bij de uitwerking van deze en andere concrete maatregelen wordt inzichtelijk gemaakt wat de impact ervan is: is er aanpassing van wet- en regelgeving nodig, welke gevolgen hebben zij op beleid, processen, systemen, budget en personeel, zijn de maatregelen uitvoerbaar en zo ja, op welke termijn? Ook wordt gekeken of deze inpasbaar zijn binnen het prioriteringskader voor inningsopdrachten.
• Er wordt dus met een open blik naar de bestaande wet-en regelgeving gekeken en aanpassing hiervan is niet uitgesloten. Hiervoor moeten de (uitvoerings)gevolgen zorgvuldig in kaart worden gebracht voordat er voorstellen kunnen worden gedaan. De Belastingdienst is hier momenteel mee bezig en informeert de Kamer periodiek over de voortgang.