Landbouw is natuurbeheer
Boeren maken geen varkenslapjes of bloemkool van grondstoffen, zoals je een huis of een computer maakt. Eten moet zélf groeien. Voedsel maak je door de natuur zo te manipuleren, dat díé die bloemkolen maakt. Landbouw is natuurbeheer.
Mensen, met hun landbouw, zijn onderdeel van een ecosysteem. Oftewel: een kringloop van stikstof, fosfor, kalium en koolstof – de bouwsteentjes van het leven
Die bouwsteentjes cirkelen, even kort door de bocht, vanuit de lucht en de bodem naar planten, en dan, al dan niet via dieren, door bacteriën en schimmels weer terug naar de bodem en de lucht.
Kort door de bocht, want er zijn bijvoorbeeld ook vleesetende planten. Sommige planten werken samen met bacteriën die stikstof direct uit de lucht halen.
Van macrobiotische haverkroketten tot plofkip: het is er omdat een boer het ene organisme doodde, om voor het andere te zorgen. Een boer die dat niet doet, zal niet oogsten.
Een deel van Nederland is van nature niet zo geschikt voor boeren. Veen en klei waren te nat, 
Op veengrond werd vroeger wel bijvoorbeeld vlas verbouwd, om textiel van te maken. Maar door de bewerking die daarvoor nodig is, daalde de grond.
en zand houdt voedingsstoffen niet goed vast. Maar gras groeit overal wel. Zelfs op het zompige veen, zelfs op de arme zandgronden. Dat kunnen mensen niet verteren, maar koeien wel. De voedingsstoffen van de graslanden werden door boeren met behulp van koeien samengebald in melk.
En in poep. Door de mest te verzamelen op akkertjes, en zo de bodem te verrijken met stikstof, fosfor, kalium en koolstof, konden boeren ook op zandgrond gewassen kweken.
In de loop der eeuwen ontstond er zo rondom dorpen op zandgrond een vruchtbare laag humus: zogenaamde esgronden, waar boeren ook vandaag de dag de vruchten van plukken.
Met het houden van koeien heeft de mens een manier gevonden om het Nederlandse ecosysteem naar zijn hand te zetten. En natuurlijk gaat dat ten koste van ander leven. Van de akkerdistels en de ridderzuring die worden uitgetrokken of doodgespoten, via de salamanders en modderkruipers die opgeofferd worden voor het uitbaggeren van de sloot, tot de vossen en herten die geschoten en verjaagd worden, allemaal gaan ze eraan voor ons eten.
Maar ook al gaat het verbouwen van voedsel ten koste van veel leven en verdwijnen er soorten, landbouw hóéft geen gestaag verlies van aantallen en soorten organismes te zijn. Sterker nog, tot voor kort herbergden veel weilanden meer plantensoorten dan het bos dat er was geweest als de mens er niet was.

Net als mensen profiteerden ook miljoenen vogels van de Nederlandse weides. Een koeienvlaai in het weiland is een bron van leven voor talloze insecten.
Landbouw – ook het houden van koeien – staat dus niet per definitie tegenover natuur.