Lage rente nekt Nederlandse pensioenspaarder
De aanhoudende monetaire verruiming van de Europese
Centrale Bank (ECB) brengt nadelige gevolgen voor spaarders met zich
mee. Omdat we in Nederland meer voor ons pensioen hebben gespaard
dan wie dan ook in Europa, zitten we in de hoek waar de klappen
vallen. Zijn de extra risico's voor het Nederlandse pensioenvermogen
onaanvaardbaar of kunnen we vertrouwen op de afwegingen van de ECB?
We kunnen onze pensioenpot inmiddels wel aan het lijstje van typisch
Nederlandse tradities toevoegen: nergens in Europa wordt meer
gespaard per hoofd van de bevolking dan in ons kikkerlandje.
Inmiddels hebben we gezamenlijk ruim 1200 miljard euro aan spaargeld
in onze pensioenfondsen ondergebracht. Of, zoals het CBS stelt:
‘geen enkel ander land heeft, in verhouding tot de grootte van de
economie, een hoger saldo aan financiële bezittingen.’Die
unieke positie brengt echter ook met zich mee dat Nederland extra
kwetsbaar is voor het monetair beleid van de Europese Centrale Bank
(ECB). Dat is namelijk afgestemd op de gemiddelde Europeaan: de ECB
voert een lage-rentebeleid en koopt daarbovenop voor
80 miljard euro per maand (vanaf
april 60 miljard) aan staats- en bedrijfsobligaties op om de rente
nog verder te drukken en daarmee de inflatie te doen stijgen tot net
onder de 2 procent. Het ECB-beleid ligt onder vuur vanwege de
ineffectiviteit van het programma
en de hoge risico's en bijwerkingen die het met zich meebrengt.
Bovendien is de inflatie voor de Eurozone volgens
Eurostat in januari 2017 opgelopen
tot 1,8 procent en daarmee is het doel behaald. Toch heeft de ECB
aangekondigd voorlopig niet te zullen stoppen met het
onconventionele opkoopprogramma. Vanwege hun omvang
ondervinden Nederlandse pensioenfondsen onevenredig veel nadeel van
de lage rente: onaanvaardbaar, aldus CDA-kamerlid Pieter Omtzigt.
Hij heeft minister Dijsselbloem van Financiën daarom verzocht om een
kabinetsreactie op zijn initiatiefnota, waarin hij met een
berekening de effecten van de lage rente op de pensioenfondsen
onderbouwt. Het kabinet heeft inmiddels opdracht gegeven aan het CPB
en DNB om nader onderzoek naar de nadelige gevolgen van het
ECB-beleid voor de Nederlandse pensioenfondsen; 13 februari vindt in
Den Haag het overleg over die nota plaats.Hoe zat het ook
alweer met de denkingsgraad.
Wanneer
de rente langdurig laag is, krijg je een lagere beloning voor het
aanhouden van spaargeld; je kunt dit zelf ook merken op je
spaarrekening. Pensioenfondsen hebben last van hetzelfde probleem,
maar dan op veel grotere schaal: zij beleggen een substantieel deel
van het beheerde vermogen in vastrentende producten, zoals
staatsleningen (ook wel staatsobligaties genoemd). Normaal gesproken
zijn dat veilige beleggingen met een vaste rentebetaling. Door het
beleid van de ECB is de reële rente op obligatiebeleggingen echter
structureel lager geworden en dat heeft natuurlijk consequenties
voor de groei van de pensioenspaarpot.
De berekeningen zijn
ingewikkeld, maar de logica is eigenlijk heel eenvoudig.
Pensioenfondsen doen meer dan alleen het beheren van
spaargeld: ze moeten namelijk ook pensioenen uitkeren. Om aan die
verplichting te kunnen voldoen moeten de fondsen altijd genoeg geld
in kas hebben om iedereen uit te kunnen keren, zowel nu als in de
toekomst. Hoe goed een pensioenfonds ervoor staat, drukken we uit in
de dekkingsgraad. Die dekkingsgraad wordt berekend met de zogenaamde
rekenrente.De berekeningen zijn ingewikkeld, maar de
logica is eigenlijk heel eenvoudig. Een 100 procent dekkingsgraad
betekent dat een pensioenfonds evenveel geld in kas heeft als het
totaal aan pensioenverplichtingen dat daar tegenover staat, nu en in
de toekomst. Wanneer de rekenrente omlaag gaat — en dat is het geval
met het langdurig lage-rentebeleid van de ECB — dan gaat de
dekkingsgraad ook naar beneden. Dat komt omdat een pensioenfonds in
dat geval nu al meer in kas moet hebben om aan de toekomstige
verplichtingen te kunnen voldoen. Er kan in de tussentijd immers
minder rendement gemaakt worden op het spaargeld in kas, terwijl de
uitkeringen in de toekomst wel even hoog blijven.Vergelijk
het met het sparen voor je vakantie van komende zomer: stel dat je
weet dat die 1500 euro gaat kosten. Het is geen probleem dat je nu,
in februari, nog maar 1000 euro op je rekening hebt staan zolang je
de komende maanden genoeg inkomsten gaat hebben om het gat aan te
vullen. Wanneer je tussen nu en de zomer echter geen inkomsten
verwacht, is het noodzakelijk om die 1500 euro nu al op je rekening
te hebben staan. |
|